De Schoolmeester

Papiermolen 1692

wordt al drie eeuwen papier in De Schoolmeester gemaakt. 1. De grondstoffen komen in de vodden-schuur binnen en worden, per soort, in de voorraadkassen opgeslagen. 2. Van hieruit gingen ze naar het scheurhok waar vroeger, door vrouwen en kinderen, de vodden op de hort (lattentafel) werden gesorteerd zodat het stof eruit viel. Op de scheurbank werden de vodden met een vast mes in kleine stukjes gescheurd en gesorteerd op kleur in de kist gedaan. Het mes diende tevens om knopen, gespen en dergelijke te verwijderen. Buiten ziet u nog de slijpsteen, waarmee de scheur- en stampermessen worden geslepen. Het wegen geschiedde met de grote balans in de schuur. Naast vodden worden tegenwoordig ook afvalstukken uit de textielindustrie gebruikt.

3. De afvalstukjes gaan in de stamperton om nog fijner gehakt te worden tot ‘de stof Hetzelfde gebeurt met vlas of hennep dat ook als grondstof wordt gebruikt. De stampers worden door een as met spaken opgetild en vallen dan in de langzaam ronddraaiende ton.

De onderree (balk boven uw hoofd} vangt de stampers op, zodat het mes ongeveer 1/2 cm boven de bodem van de ton blijft.

4. In de maalbakken wordt de stof vermengd met water en fijn gemalen tot de vezels los van elkaar zijn.

De maalrol, die rondom bezet is met messen, wrijft over de messen van de maalplaat, die op de bodem van de bak ligt.

5. In de scherpkamer worden de maalplaten met moker en beitel gescherpt. Ook de maalrollen moeten geslepen worden, maar dat gebeurt in de maalbak zelf. De scherpkamer diende tevens als hut voor de molenaars, waar werd gepauzeerd.

6. De kantstenen worden ingezet om oud papier te vermalen. Dit wordt tot de grauwe papiersoorten verwerkt (recycling!}.

7. Via een houten goot uit het gotenrek laat men de gemalen stof uit de maalbakken in de verzijgkastenlopen.

Het water zakt door de lattenbodem weg, zodat alleen papierstof overblijft (verzijgen = uitlekken). De verzijgkasten zijn opslag-plaatsen die gevuld worden in perioden met veel wind en geleegd in tijden als er weinig wind is.

Papier scheppen

Vanuit de sloot buiten de molen wordt het vele water, gebruikt voor het papiermaken, door een pomp 10 naar de bakken gepompt. Uit de verzijgkasten wordt de papierstof naar de roerbaic 8 gebracht en daar opnieuw vermengd met water. Vanuit de roerbak loopt de papierstof in de schepkast en wordt van daaruit door middel van een rad met bekers via een houten goot naar de papiermachine getransporteerd. De papiermachine 11 staat sinds 1877 in de molen, aanvankelijk aangedreven middels stoom, maar sinds 1979 door een elektro-motor. Dit in verband met de constante snelheid die de machine moet hebben, iets wat met de niet-constante windkracht onmogelijk is. Het vele water (meer dan 90%) verdeelt de stof vanuit de goot over de langzaam ronddraaiende zeefband. Het water valt er doorheen, terwijl de papierstof zich wikkelt om de rol aan het eind van de zeefband. Dit wordt, na het bereiken van de gewenste dikte, doorgesneden, van de rol afgenomen 11 en gestapeld. De dunste vellen bestaan uit 3 gestapelde lagen, de dikste uit 30 lagen. Om het gewicht ervan te controleren hangt er een houten weegschaal bij de papiermachine.

12. Tot 1877 werd het papier met een schepraam uit de kuip geschept en op een vilt afgedrukt. De de oven met schoorsteen dient om het water in de schepkuip te verwarmen, waardoor de papierstof sneller ontwatert.

Afwerking

De vellen worden gestapeld in de nat-pers gezet om er zoveel mogelijk water uit te persen. Door een balk in het wiel van de pers te plaatsen en deze met het touw van de kaapstander aan te trekken, wordt er een druk van zo’n 30.000 kg op het papier uitgeoefend. Als het water na ongeveer 1,5 uur weggeperst is, worden de nog natte vellen papier in de droogschuur over vetvrij vijgentouw gehangen en op natuurlijke wijze gedroogd.

Aan beide zijden van de 60 meter lange droogschuur kunnen luiken opengezet worden om het drogen te bevorderen. De droogtijd is afhankelijk van het weer en varieert van 3 dagen tot soms 3 weken. Na het drogen wordt het papier verlezen (klein vuil er met een mesje uitgekrabt}. Daarna wordt het geperst om het vlak te maken en gekalanderd om het gladder te maken. De onderste rol van de kalander 15 wordt aangedreven via een 17 meter lange as. Op de bovenste rol wordt middels een zware balk een druk uitgeoefend van ca. 1.500 kg. leder vel gaat 3 à 4 maal tussen de rollen door. Tenslotte wordt het papier, gesorteerd naar dikte, in de droogpers16 gezet en daarna ingepakt om te worden verkocht.

Van vodden tot veelgevraagd eindproduct 

In het verleden werd Zaansch Bord hoofdzakelijk voor verpakkingsdoeleinden gebruikt, maar tegenwoordig past men het toe voor allerlei kunstzinnige doeleinden, zoals posters, zeefdrukken, aquarellen, etsen en oorkondes. Ook wordt het vaak gebruikt als boekomslag of als conserveringsband 

Beschikbare standaard- formaten: 

In de papierindustrie wordt papier tegenwoordig van houtproducten gemaakt, maar in De Schoolmeester worden nog steeds lompen, textielafval, vlas en hennep als grondstoffen gebruikt. 

Ca. 62 x 72 cm, 62 x 36 cm, 30 x 40 cm, 30 x 21 cm en 30 x 11 cm. Andere afmetingen zijn, in overleg, mogelijk. 

De Schoolmeester vervaardigt: 

Zaansch Bord, vervaardigd uit 65% katoen en 35% vlas of hennep 

Voorheen werd er mos papier vervaardigd uit 90% veenmos en 10% hennep. Dit werd gebruikt voor het dichten van naden in houten schepen, sluizen en andere waterkeringen. Elk vel heeft vier zogenaamde schepranden.

In onze papierwinkel kunt u alle soorten papier bekijken en kopen.

Online bestellingen gaan via deschoolmeester@zaanschemolen.nl

In de Zaanstreek hebben zo’n 60 papiermolens gestaan, waarvan De Schoolmeester als laatste is overgebleven. De Schoolmeester is gebouwd in 1692 en ingericht voor het vervaardigen van pakpapier. De molen werd bemand door 13 man vast personeel en 5 tot 10 voddenscheursters. Deze laatsten werden per kilogram betaald en verdienden per week ongeveer f 1,50. Hun werktijden waren waarschijnlijk afhankelijk van het aangeboden werk. Het vaste personeel, molenaars, papiermakers, sorteerders, verlezers en andere, werkte ‘s winters van 6 uur ‘s morgens tot 6 uur in de avond, maar ‘s zomers - als het wat langer licht was - begon men om 4 uur en werkte door tot 8 uur ‘s avonds. Ook op zaterdag werd er gewerkt. Als men dan bedenkt dat er mensen bij waren, die een uur lopen van de molen woonden, kan men zich voorstellen hoe lang een werkdag duurde. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de oliemolens, waar het personeel per verwerkte hoeveelheid betaald werd, werkte het personeel op de papiermolens tegen een vast loon, variërend van f 8,- per week voor molenaars en papiermakers tot f 3,- voor sorteerders en inpakkers.